Casestudy: Een Nieuwe Strategie om Geld Lokaal te Houden

Het Nederlandse Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid is een innovatieve aanpak van regionale ontwikkeling, waarbij meerdere overheidsdiensten en ministeries hun middelen bundelen om te investeren in kwetsbare wijken en regio’s voor een ‘generatie-lange’ periode van 20 jaar. In het hele land zijn er 20 gebieden waar dit programma van start is gegaan. In Amsterdam hebben we twee buurten die onder de regeling vallen.

Dankzij de inspanningen van Commons Network en onze partners en anderen is in de 20-jarenplannen die hier zijn gemaakt ook aandacht voor democratische, sociaal-economische innovatie. Zo bevatten beide gebiedsplannen een indrukwekkende focus op Community Wealth Building. Vandaag zoomen we in op een van deze buurten, Nieuw-West, om te kijken naar een bijzonder interessant aspect van het 20-jarenplan: hun inspanningen om een aanvullend digitaal geldsysteem op te zetten dat de lokale economie moet versterken.

Overal ter wereld zien we dat lokale overheden soms dergelijke complementaire geldsystemen ondersteunen. Maar het is vrij ongebruikelijk dat lokale overheden zelf een nieuwe munt beginnen. Onze collega Diane Golenvaux, die verschillende experimenten met buurtmunten onderzoekt, ging naar het stadhuis van Amsterdam om onderzoeker Thomas Siderius te interviewen, die de projectcoördinator is voor deze nieuwe regeling in Nieuw-West. Voor deze blog richten we ons op de politiek-economische context en het model dat is gekozen voor het netwerk. Hoe zou dit netwerk kunnen bijdragen aan Community Wealth Building in Nieuw-West en welke kritische inzichten biedt het over monetair bestuur?

Een door de gemeente geleid project

Er is momentum voor lokale munten in Amsterdam. Naast het overheidsinitiatief in Nieuw-West worden tegelijkertijd in twee andere wijken nog twee muntnetwerken ontwikkeld. Het besluit van de gemeente om een pilot te starten voor een lokaal digitaal financieel netwerk kan in deze context worden begrepen en als resultaat van het onderzoek en de politieke lobby van verschillende organisaties (zoals Commons Network). Een van de invloedrijke stemmen op dit gebied is Henk van Arkel, die al sinds begin jaren 2000 voor een dergelijk project pleit. Hij richtte in Utrecht de Social Trade Organization (STRO) op, waarmee hij een model en een software-pakket voor ‘circulair geld’ ontwikkelde. Thomas Siderius werkte voor STRO voordat hij als ambtenaar bij de gemeente ging werken.

Nieuw-West & de vicieuze cirkel van kapitaaluitstroom

Nieuw-West, ontstaan uit een stadsuitbreidingsproject in de jaren dertig rond de Sloterplas, is een dichtbevolkte woonwijk met een jonge en cultureel diverse bevolking. Volgens het rapport Samen Nieuw-West (het officiële document voor het eerder genoemde 20-jarenplan) staat de buurt voor grotere uitdagingen dan de rest van de stad, met name op het gebied van leefbaarheid, veiligheid en ongelijke kansen. ‘Bewoners ervaren belemmeringen, stigmatisering (…) zoals institutioneel racisme en negatieve beeldvorming over de bewoners en hun buurt. Maar ook door een leefomgeving waarin eenzaamheid, armoede, verschillende levensstijlen en jongerenoverlast leiden tot passiviteit, ongemak, wantrouwen en uitsluiting.’

Het rapport benadrukt de noodzaak van meer inclusie, emancipatie en verantwoordelijkheid voor de gemeenschap. Een as van het programma richt zich op werkgelegenheid en lokaal ondernemerschap: ‘Een sterke wijkeconomie draagt bij aan de kwaliteit van leven, veiligheid, identiteit en sociale cohesie’. In ons gesprek legde Siderius inderdaad uit dat er een gebrek is aan zinvolle banen en diversiteit van winkels in de buurt als gevolg van het wegvloeien van geld uit de buurt naar het centrum van de stad. Dit creëert een negatieve feedback loop waardoor Nieuw-West, zoals veel suburbane gebieden uit grote steden, zijn economische slagkracht en veel sociaal kapitaal verliest. Met het lokale financiële netwerk wil de buurt ‘de vicieuze cirkel doorbreken, deze dynamiek van straten of buurten die worden ontdaan van de diversiteit aan winkels omdat er minder geld binnenstroomt en er steeds meer geld wegstroomt’.

Een digitaal netwerk van lokale bankrekeningen voor de buurt

Bij het opzetten van het lokale financiële systeem in Nieuw-West koos de gemeente voor een digitaal netwerk van bankrekeningen dat gekoppeld blijft aan de euro. Het model waar Siderius aan werkt lijkt op dat van de door STRO ontwikkelde ‘Utrechtse Euro’. Die werkt als een netwerk van lokale bankrekeningen. ‘We nemen euro’s en stoppen ze in dit netwerk zodat ze lokaal gaan circuleren’, zegt Siderius. De gemeente is van plan om een online platform te creëren waar je deze lokale tegoeden, waarvan de waarde gelijk is aan de euro (één Nieuw-West Euro = 1€), kunt kopen en uitgeven. Dit geld kan alleen uitgegeven worden binnen het netwerk, bij winkels, bedrijven en organisaties die ook een aangewezen, lokale bankrekening hebben. Dit zorgt ervoor dat de geldstroom de buurt niet verlaat en binnen de gemeenschap circuleert.

Lokaliseren van de kapitaalstromen van Anker Organisaties

Opdat het project zou werken en een impact zou hebben op de lokale economie, moet het netwerk verschillende diensten aanbieden en partnerschappen opbouwen met een aantal bedrijven en organisaties die economisch belangrijk zijn in de buurt. Het doel is namelijk om naast de lokale winkels en ondernemers ‘ook de overheid en enkele grotere organisaties erbij te betrekken en structurele, inhoudelijke geldstromen in het systeem te creëren zodat het automatisch interessant wordt, op een heel basaal economisch niveau, voor veel kleinere organisaties om zich ook aan te sluiten. (…) We proberen deze grotere geldstromen en kleinere spelers, die elkaar nu lijken te missen, met elkaar te verbinden.’ Deze ‘ankerorganisaties’ zouden variëren van publieke en semi-publieke instellingen, zoals ziekenhuizen, scholen, woningcorporaties, tot bedrijven die de sociaal-economische ontwikkeling van de buurt ondersteunen.

De specifieke regels en mechanismen voor het systeem worden nog vastgesteld. Maar volgens Siderius komt er een bankrekening met hetzelfde bedrag aan euro’s als de kredieten die in het netwerk in omloop zijn, om de back-up waarde met 100% dekking te beschermen. Om de leden te ontmoedigen om te vertrekken, zou er een kleine vergoeding zijn die zij moeten betalen als zij het geld uit het systeem willen halen vóór een bepaalde periode (bijvoorbeeld voor de eerste zes maanden nadat zij tot het netwerk zijn toegetreden). Daarnaast zou er een kleine vergoeding kunnen zijn om een rekening te openen, maar die zal waarschijnlijk gratis zijn voor kleine organisaties, aangezien het voor iedereen toegankelijk moet blijven. De structuur zou die van een coöperatie zijn, waarvan de ankerorganisaties lid zijn. Samen hopen zij een ‘startalliantie’ te vormen, als onderdeel van de lokale Community Wealth Building-inspanningen. Hoewel de lokale overheid dus de initiatiefnemer van het project is, zou het netwerk worden bestuurd door de leden zodra het is opgericht.

Community Wealth Building – verankering van lokale inkoop en solidariteit in het monetaire systeem

Nu ik een beeld heb geschetst van de context van dit overheidsinitiatief en van de structuur van het netwerk, gaan we over tot de analyse. Community Wealth Building heeft zowel een economisch als een sociaal aspect. Naast het versterken van de wijkeconomie, lokale aanbestedingen en het ombuigen van kapitaalstromen gaat het ook om democratisering van de economie, eigendom en participatie, en het creëren van sterkere gemeenschapsbanden. En dit vereist de samenwerking van publieke en semi-publieke organisaties en gemeenschappen, om structurele veranderingen tot stand te brengen. Heel simpel gezegd zou het Nieuw-West netwerk de lokale consumptie stimuleren en ervoor zorgen dat specifieke kapitaalstromen de wijkeconomie niet verlaten. Volgens Siderius biedt dit model een manier om lokale inkoop en solidariteit in te bedden in het monetaire systeem.

Door er ‘ankerorganisaties’ bij te betrekken zou het op langere termijn grotere spelers in de lokale economie en kleinere winkels en ondernemers met elkaar kunnen verbinden en een verscheidenheid aan diensten voor basisbehoeften en dagelijkse consumptie kunnen aanbieden. Deze structurele verandering zou een belangrijk effect kunnen hebben op de wijkeconomie. De huidige top-down benadering zou er echter ook toe kunnen leiden dat het netwerk niet volledig in de lokale gemeenschap wordt ingebed en niet doorsijpelt naar de kleinere bedrijven en de gemiddelde bewoners. De tijd zal leren of de gemeenschap zich het netwerk eigen maakt. Als dat het geval is, kan een lokaal betalingssysteem de gemeenschapsbanden inderdaad versterken en een grotere solidariteit bevorderen. Er zouden frequentere interacties zijn tussen ankerorganisaties, lokale bedrijven en inwoners; en doordat men zich ertoe verbindt lokaal te consumeren en de wijkeconomie te steunen, zou een sociaal netwerk kunnen ontstaan met een gevoel van collectieve identiteit en verantwoordelijkheid.

De inkomsten die het netwerk zou genereren zouden kunnen worden gebruikt voor ‘allerlei gemeenschapsprojecten, of als startkapitaal voor coöperaties en sociale ondernemingen’, zoals Siderius het formuleert. Zodra het goed gevestigd is en inkomsten genereert, zou het kunnen werken als een kredietcoöperatie die zijn leden ondersteunt of investeert in de gemeenschapseconomie in Nieuw-West. Ten slotte is de coöperatieve structuur een manier om ervoor te zorgen dat het netwerk democratisch wordt bestuurd. De leden zouden deelnemen aan het besluitvormingsproces, en de band van het netwerk met de Community Wealth Building group zou het ook beschermen tegen coöptatie en ervoor zorgen dat het door de gemeenschap wordt gestuurd.

Siderius vertelt over zijn eigen ervaring als gebruiker van de Utrechtse Euro, die een soortgelijke structuur heeft als het project dat hij voor Nieuw-West ontwikkelt, en hoe het zijn gedrag en begrip van geld heeft veranderd. ‘Je gaat je anders gedragen met dit soort geld. Ik ga er veel guller mee om. Ook al is het misschien niet zo’n sterk of groot netwerk, het geeft je het gevoel dat ik, als ik hier deel van uitmaak, niet alleen mijn geld lokaal uitgeef, maar ik weet zeker dat het bedrijf het ook lokaal zal uitgeven. (…) Ik hoop echt dat we mensen kunnen bereiken en dat ze dit ook gaan voelen, op een andere manier over geld gaan denken en leren over de verschillende soorten geld die er zijn.’ Zijn overtuiging is dat ‘je een bankrekening zo kunt ontwerpen dat deze optimaal werkt voor de gemeenschap. Er zijn bankrekeningen die heel goed werken om overal uit te geven, bankrekeningen die heel goed werken voor banken zodat ze je geld kunnen investeren. (…) Ik wil laten zien dat het mogelijk is om het specifiek te ontwerpen voor de gemeenschap.’

Spanningen en transformatief potentieel voor monetair bestuur

Wat betreft het transformatieve potentieel van het project, roept het vooruitzicht van een door de gemeente geïnitieerd digitaal betalingssysteem dat gekoppeld is aan de euro, kritische inzichten op voor monetair bestuur. Aan de ene kant eist de stad Amsterdam het monetaire bestuur op voor de opbouw van gemeenschapsrijkdom. Een monetaire unie als de eurozone laat regionale behoeften buiten beschouwing en marginaliseert gemeenschappen; en dit initiatief werpt een licht op de ruimte die er is voor lokale overheden om te experimenteren met het democratiseren van monetaire systemen en het creëren van een tegenwicht tegen neoliberale globalisering.

Het gemeentebestuur gelooft dat monetair bestuur kan worden vormgegeven om Nieuw-West mondiger te maken en een sterkere gemeenschapseconomie op te bouwen. Ik hoop dat hun inspanningen in Nieuw-West bewijzen dat er voor de gemeente een manier is om experimenten met lokale munten actief te ondersteunen. Anderzijds is dit digitale betalingssysteem nog steeds gebonden aan de euro. De ruimte voor autonomie wordt dus beperkt door de bestuurlijke instellingen en de formele economische omgeving, dat wil zeggen de getijden van de Euro en het beleid van de centrale bank.

In tegenstelling tot sommige lokale valutanetwerken die een eigen munt uitgeven, bestaat dit model uit een systeem van lokale bankrekeningen. Siderius stelt zelfs de vraag of dit als een lokale valuta kan worden beschouwd, aangezien de lokale kredieten technisch gezien nog steeds euro’s zijn. Dit betekent dat sommige van de mechanismen die crises en sociale onrechtvaardigheden in officiële monetaire systemen aanwakkeren, niet noodzakelijkerwijs zouden worden tegengegaan met het gekozen model. De uitgifte van de lokale kredieten vindt immers plaats doordat de leden euro’s in het digitale systeem stoppen, waardoor het onduidelijk is hoe de gemeenschap de hoeveelheid die in het netwerk circuleert rechtstreeks kan reguleren.

En eenvoudiger gezegd, inflatie en instabiliteit van de euro zouden directe gevolgen hebben voor het lokale netwerk. Al deze factoren, de hoeveelheid in omloop, accumulatie en inflatie, zijn van cruciaal belang voor de goede werking van een valutanetwerk en voor het nut ervan voor de gemeenschap; en zij zouden worden vormgegeven door instellingen buiten het netwerk, ten goede of ten kwade. Op deze kritiek antwoordde Siderius: ‘Als je dit netwerk hebt en mensen maken er deel van uit, en er gebeurt iets ergs met de economie op mondiale of nationale schaal, dan kan dit netwerk enorm waardevol zijn. Want je zou misschien sommige regels een beetje kunnen aanpassen aan de situatie. Misschien wil je de uitgaven of de circulatie verhogen, of misschien is er door de inkomsten van het netwerk wat geld dat we kunnen gebruiken voor herstelfondsen voor specifieke mensen of organisaties die meer getroffen zijn dan anderen. Dan kunnen mensen echt de waarde gaan inzien van iets opbouwen. Je bouwt je dak als de zon schijnt.’

Het transformatiepotentieel van dit model is dus genuanceerd. Hoewel de ruimte voor autonoom bestuur beperkt is, vindt het een manier om openbare instellingen en lokale gemeenschappen te betrekken bij alternatief monetair bestuur door zich niet volledig los te maken van de formele economische omgeving. Naast de bijdrage aan Community Wealth Building door de inbedding van lokale aankopen en solidariteit in Nieuw-West, gaat het erom dat het netwerk op de lange termijn meer veerkracht en autonomie kan creëren, als het vertrouwen van de gemeenschap in het netwerk stevig genoeg is om het meer direct bestuur te geven of als de institutionele omgeving de lokale economie in de steek laat.

In het algemeen houdt dit project beloften in voor de opbouw van een meer dynamische en veerkrachtige wijkeconomie. De samenwerking van de lokale overheid met semi-overheidsorganisaties, kleine bedrijven en de Community Wealth Building groep in dit project kan mogelijk een structurele verandering teweegbrengen en lokale inkoop en solidariteit in Nieuw-West verankeren. Uiteindelijk zal de economische en sociale impact afhangen van de vraag of het netwerk zich met succes zal uitbreiden en door de gemeenschap zal worden bestuurd. Of dit geval kan worden beschouwd als een lokale munt met al zijn transformatieve mogelijkheden, het laat vooral zien dat er voor lokale overheden een zekere agency bestaat om de democratisering -en lokalisering- van monetair bestuur te ondersteunen.